De Afdeling overweegt voorts dat de aan de percelen van appellant toegekende bestemming niet voorziet in de realisering van aangewezen bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat het exploitatiegebied niet gelijk hoeft te zijn aan het gebied waarop het bestemmingsplan betrekking heeft, is niet aannemelijk dat, indien de deelraad wel tot het vaststellen van een exploitatieplan zou zijn overgegaan, de percelen van appellant daarin zouden zijn opgenomen als uitgeefbare grond die wordt betrokken in het kostenverhaal en de kostenverevening. Daarbij komt dat er ook geen aanwijzingen bestaan dat op deze percelen werken en werkzaamheden inzake bouwrijp maken, aanleg van nutsvoorzieningen of inrichting van openbaar gebied zullen worden uitgevoerd, waarvoor eisen of regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onder b en c, van de Wro zouden moeten worden vastgesteld.
Gelet op het voorgaande zou appellant niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden bij de vaststelling van een exploitatieplan. Derhalve kan hij evenmin worden aangemerkt als belanghebbenden bij het niet vaststellen van delen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, van de Wro. Hun beroepen zijn in zoverre niet-ontvankelijk.
ABRS 31-7/13 inzake Amsterdam (RVS:2013:575).
Noot: exploitatiegebied hoeft inderdaad niet gelijk te zijn aan bestemmingsplan en de Afdeling acht het niet aannemelijk dat, als er wel een exploitatieplan zou zijn vastgesteld, het perceel van appellant daarin zou zijn begrepen. Een niet echt gemakkelijk te hanteren criterium.