Voldoende inzichtelijk is dat de waarde van het perceel niet ten gevolge van de planologische verandering is aangetast, omdat de onder het oude planologische regime bestaande agrarische gebruiksmogelijkheden van het perceel geen waarde vertegenwoordigen, zodat [appellante] door het vervallen van die mogelijkheden geen schade heeft geleden. Vanwege de beperkingen die voortvloeien uit de Boswet en de Natuurbeschermingswet 1928 zou een redelijk denkend en handelend koper het perceel onder het oude bestemmingsplan niet hebben willen verwerven met het oog op de agrarische doeleinden. Dat [appellante], die het niet eens is met het college, kritische kanttekeningen bij de adviezen van de SAOZ heeft geplaatst, betekent niet dat het onderzoek onzorgvuldig of onvolledig is geweest. Uit die kanttekeningen blijkt niet van concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van de conclusie van de SAOZ dat de waarde van het perceel niet ten gevolge van de planologische verandering is aangetast. Daarbij is van belang dat [appellante] niet met een rapport van een andere deskundige aannemelijk heeft gemaakt dat die conclusie niet juist is.
ABRS 05-08/15 inzake Ooststellingwerf (ECLI:NL:RVS:2015:2468).
Noot: zie claim vergoeding van waardevermindering van landbouwgronden vanwege beperking gebruiksmogelijkheden door nieuw bestemmingsplan. ABRS 14-03/07 inz. Roerdalen BA0661: Voor een perceel met loof- en naaldbomen van meer dan 12 jaar oud had aanvrager er rekening mee moeten houden dat de gedurende een groot aantal jaren bestaande feitelijke situatie bij de eerstvolgende bestemmingsplanherziening als bestemming zou worden vastgelegd, nu hij nooit initiatieven heeft ontplooid om dit terrein voor agrarische doeleinden te gebruiken. Belemmeringen en verplichtingen voortvloeiende uit de Boswet vormen geen grond om planschade te vergoeden.