Standpunt onteigende: een verstandig belegger zal in deze tijden zijn agrarische gronden niet afstoten. [eiser] heeft verder naar voren gebracht dat hij er bewust voor gekozen heeft om, althans niet volledig, bij banken te sparen of te beleggen, maar zijn onroerend goed te gebruiken en te benutten als belegging.
Rechtbank: Met de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat – indien [eiser] al als duurzaam belegger dient te worden aangemerkt – [eiser] geen schade lijdt en deswege aan hem geen vergoeding voor wederbeleggingskosten toekomt. Een verstandig belegger zou er in het onderhavige geval voor gekozen hebben om de belegging af te stoten, nu de vergoeding voor de grond veel hoger is dan de agrarische waarde daarvan.”
HR: De rechtbank is veronderstellenderwijs ervan uitgegaan dat [eiser] als een duurzaam belegger dient te worden aangemerkt. Hierin ligt besloten dat de rechtbank veronderstellenderwijs ervan is uitgegaan dat [eiser] de onteigende percelen als duurzame belegging aanhield. In dat geval komen de kosten van herbelegging voor vergoeding in aanmerking indien het redelijke belang van [eiser], gelet op de vooruitzichten van de desbetreffende wijze van beleggen en op diens persoonlijke omstandigheden, herbelegging in onroerende zaken vorderde.
De rechtbank heeft echter volstaan met de overweging dat bij het afstoten van de grond een vergoeding daarvoor kan worden verkregen die veel hoger is dan de agrarische waarde. Daarmee is niet uitgesloten dat het redelijke belang van [eiser] op het tijdstip van de onteigening vergde dat hij zou herbeleggen in onroerende zaken (in plaats van de percelen afstoten), gelet op de vooruitzichten van belegging in landbouwgrond – bijvoorbeeld in verband met de te verwachten prijsontwikkeling van dergelijke grond – of de persoonlijke omstandigheden van [eiser]. Omtrent zodanige vooruitzichten en omstandigheden heeft de rechtbank niets vastgesteld. Aldus heeft de rechtbank hetzij blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting omtrent de maatstaf die dient te worden aangelegd bij de beoordeling of een onteigende in aanmerking komt voor vergoeding van de kosten van herbelegging, hetzij onvoldoende inzicht gegeven in haar gedachtegang.
HR 06-02/15 inzake Weert (ECLI:NL:HR:2015:250).
Noot: ook bij een (ruwe bouw)grondwaarde hoger dan de landbouwkundige waarde, kan er aanleiding zijn te herbeleggen in onroerende zaken. Zie voor de criteria voor wederbeleggingskosten de conclusie van waarnemend Advocaat- Generaal, mr. J.C. van Oven; ECLI:NL:PHR:2014:2115.