Voorlopige voorziening ABRS is geen onderdeel plan

De Afdeling heeft in haar uitspraak van 20 mei 2015, na vernietiging van het hier relevante plandeel, niet zelf in de zaak voorzien door met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) te bepalen dat de dubbelbestemming voor de percelen geldt en dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde plandeel. Dat de Afdeling in die uitspraak met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb bij wijze van voorlopige voorziening heeft bepaald dat de dubbelbestemming voor de percelen geldt totdat een nieuw plan vastgesteld is, brengt niet met zich dat de dubbelbestemming een bepaling van een bestemmingsplan is, als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, van de Wro. Daar komt bij dat een voorlopige voorziening per definitie niet duurzaam is en dus geen voor tegemoetkoming in aanmerking komende waardevermindering kan veroorzaken.

ABRS 12-07/23 inzake Valkenswaard (ECLI:NL:RVS:2023:2698)

Noot: de laatste overweging dat tijdelijke schade “nooit” vergoeding waardevermindering kan leiden, is wel erg stellig. Zie onderstaande uitspraak ABRS 17-06/09 inzake Cranendonck (ECLI:NL:RVS:2009:BI8424).

Tijdelijke waardevermindering – verkoop woning gedurende die betreffende periode
Gelaedeerde was eigenaar van de woning die in waarde gedaald is . Hij heeft verzocht om vergoeding van planschade ten gevolge van een bij besluit van het college van 14 augustus 2002 krachtens artikel 17 van de WRO verleende vrijstelling, welk besluit op 17 augustus 2002 in werking is getreden. Met gebruik daarvan is een tijdelijke bouwvergunning voor maximaal 5 jaar verleend voor de bouw van tijdelijke woonunits tegenover de woning.

Vaststaat, en dat is ook niet in geschil, dat [appellant] ten gevolge van de vrijstelling daadwerkelijk schade heeft geleden, bestaande uit waardedaling van de woning, omdat hij die woning binnen vijf jaar na het van kracht worden van de vrijstelling heeft verkocht, en dat die schade, die permanent van aard is, op de voet van artikel 49 van de WRO voor vergoeding in aanmerking kan komen. Hetgeen partijen verdeeld houdt is de waarde van de woning voorafgaande aan het van kracht worden van de vrijstelling op 17 augustus 2002.