Reservaatpacht, reguliere pacht of geliberaliseerde pacht

Nu de pachtkamer heeft geoordeeld dat tussen partijen over de duur van de overeenkomst geen overeenstemming bestond is daarmee in feite al gegeven dat van een geliberaliseerde pachtovereenkomst geen sprake kan zijn. Dit omdat in artikel 7:397, lid 2 BW als uitgangspunt voor een geliberaliseerde pachtovereenkomst geldt dat deze voor een bepaalde duur is aangegaan.

Ten overvloede overweegt de pachtkamer in verband hiermee nog het navolgende. Een geliberaliseerde pachtovereenkomst behoeft niet schriftelijk te worden aangegaan, maar volgens het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veronderstelt een zodanige overeenkomst wel: “dat partijen zijn overeengekomen dat in hun verhouding de bepalingen van de artikelen 7:313 lid 2, 7:319 lid 1 onder a, c en d, 7:325, 7:327, 7:328, 7:332, 7:333, 7:363 tot en met 7:374, 7:378 tot en met 7:384, 7:399a en 7:399c lid 1 Burgerlijk Wetboek niet van toepassing zullen zijn. Dit betekent niet dat per se deze bepalingen met zoveel woorden door partijen moeten zijn genoemd, maar wel dat partijen hun overeenstemming over en weer in de bedoelde zin hebben begrepen en hebben mogen begrijpen.” (arrest 3 december 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9214).

Rechtbank Noord-Nederland 07-01/15 inzake It Fryske Gea (ECLI:NL:RBNNE:2015:50).