Voorontwerpbestemmingsplan: concreet beleidsvoornemen van wijziging bestemming.
Niet is gebleken dat appellanten in de periode van 1 december 2003 (datum duidelijkheid gebruiksvoorschriften) tot 3 mei 2005 concrete pogingen hebben ondernomen om de gebruiksmogelijkheden van het oude bestemmingsplan, anders dan gebruik voor wonen en aan water gerelateerde onderwijsvoorzieningen, te realiseren.
Appellanten hebben met de gemeente overlegd en gecorrespondeerd over de planologische mogelijkheden voor [schip], hebben zich laten bijstaan door een advocaat en juridisch-planologisch advies ingewonnen bij een deskundige. Een vervolg daarop in de vorm van concrete feitelijke of juridische pogingen tot realisering van de gebruiksmogelijkheden heeft echter niet plaatsgevonden. De door [appellant A] en [appellant B] verrichte inspanningen om een koper te vinden voor [schip] kunnen evenmin als dergelijke pogingen worden aangemerkt. Dat van gemeentezijde onjuiste informatie aan potentiële kopers is gegeven over de planologische mogelijkheden van [schip] waardoor de verkoop ervan werd bemoeilijkt, als gesteld, doet daar niet aan af, nu het aan [appellant A] en [appellant B] was om de gebruiksmogelijkheden van het oude bestemmingsplan daadwerkelijk te benutten en zij dat niet hebben gedaan. Voorts stond het geschil over de ligplaatsvergunning van [schip] evenmin in de weg aan realisering van de gebruiksmogelijkheden van het oude bestemmingsplan.
Aldus: appellanten hebben het risico aanvaard dat de planologische situatie in een voor hen ongunstige zin zou veranderen.
ABRS 28-08/13 inzake Dordrecht (RVS:2013:923)
Noot: Zoals bekend kan een verwijt van riskant stilzitten weerlegd worden met het argument dat concrete stappen zijn ondernomen om de bestaande bouwmogelijkheid te verwezenlijken. Zie ook ABRS 29-10/08 inzake Eijsden (LJN: BG1835): Niet is gebleken dat appellanten tot het moment waarop het ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd op 17 april 2000 concrete stappen hebben ondernomen om de bestaande bouwmogelijkheid daadwerkelijk te verwezenlijken. Het laten uitvoeren van een bodemonderzoek ter plaatse is daartoe onvoldoende.
In de onderhavige casus gaat het om stilzitten gedurende 1 jaar en 5 maanden en dat is lang genoeg om passieve risico aanvaarding aan te nemen. Voor riskant stilzitten is volgens ABRS 02-12/09 inzake Waalwijk (LJN: BK5083) 3,5 maanden te kort. Zie ook ABRS 16-04/03 inzake Enschede/Klaaskate (BR 2003 p. 972) waarin geoordeeld is dat 1,5 jaar niet te kort is.