Het vrijstellingsbesluit maakt een kortverblijf huis voor personen met een verstandelijke beperking of met psychische problemen mogelijk. Voor de planvergelijking zijn de ruimtelijke gevolgen van het vrijstellingsbesluit van belang en daarbij dient te worden uitgegaan van het gebruik van het gebouw voor de doelgroep waarop die vrijstelling betrekking heeft.De rechtbank heeft terecht overwogen dat niet gesteld kan worden dat de opvanglocatie naar haar aard in het algemeen een nadelige invloed op de woonomgeving heeft, welke vertaald dient te worden in een planschadevergoeding.
Evenmin kan worden gesteld dat de door [appellant a] en [appellant b] beschreven en door het college niet betwiste overlast die zij ondervinden van de personen die in de opvang verblijven, voortvloeit uit de aard van de doelgroep waarop het vrijstellingsbesluit betrekking heeft. In deze procedure kan derhalve geen vergoeding van de schade die met die overlast samenhangt worden verkregen.
Onder verwijzing naar vaste rechtspraak, bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 10 januari 2007 in zaaknr. 200602660/1, wordt ten aanzien van die overlast overwogen dat artikel 6.1 van de Wro geen grondslag biedt voor vergoeding van schade die het gevolg is van het mogelijk niet naleven van gebruikers van geldende wettelijke voorschriften of mogelijke uitwassen van hun gedrag.
ABRS 13-02/13 inzake Opsterland (201204227/1/A2).
Noot: zie ook ABRS 23-06/10 inz. Sittard-Geleen (LJN: BM8814): Wat betreft het betoog van [appellant] dat de vrijstelling met zich brengt dat door in het complex wonende studenten meer geluidsoverlast wordt veroorzaakt dan voorheen het geval was, heeft de Afdeling eerder overwogen (uitspraak van 10 januari 2007 LJN: AZ5860) dat artikel 49 van de WRO geen grondslag biedt voor vergoeding van schade die het gevolg is van het mogelijk niet naleven van geldende wettelijke voorschriften of mogelijke uitwassen van gedragingen.
Criterium: vloeit overlast voort uit de doelgroep waarop de planologische mutatie betrekking heeft? Zo niet: geen ruimtelijk gevolg
Bedenk dat toegenomen concurrentie evenmin als ruimtelijk gevolg gezien wordt. Bij de beoordeling of sprake is van een planologisch nadeliger situatie ten gevolge van een planologische wijziging, zijn slechts ruimtelijke gevolgen relevant. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (uitspraken van 4 juli 2007 in zaak nr. 200609219/1, 8 augustus 2007 in zaak nr. 200700731/1 en 14 januari 2009 in zaak nr. 200802868/1) kan toegenomen concurrentie onder omstandigheden weliswaar worden aangemerkt als een gevolg van een planologische mutatie, maar is dit geen ruimtelijk relevant gevolg daarvan. BR 2011 blad 273 met noot Van Zundert.