Normaal maatschappelijk risico

Voorts is uiteengezet dat de planologische ontwikkeling (nieuwe woonwijk) binnen het gevoerde planologische beleid past. Daartoe is redengevend dat uit verscheidene gemeentelijke beleidsvoornemens sinds het jaar 1989 blijkt van een ontwikkelingswens voor woningbouw op het plangebied na het jaar 2000. Uit de beslissing van het college van gedeputeerde staten van Utrecht om de gemeentelijke ontwikkelingswens voor woningbouw in het plangebied niet in het eerstvolgende provinciale streekplan voor het jaar 1994 te verwerken, valt niet af te leiden dat, zoals [appellant] en anderen hebben gesteld, het plangebied niet langer in beeld was als toekomstige locatie voor woningbouw. Tussen de provincie en de gemeente heeft slechts een verschil van mening bestaan over de termijn waarop woningbouw zal plaatsvinden. Dit doet op zichzelf niet af aan die ontwikkelingswens. Voorts is de schade, gezien de door Haute Equipe verrichte taxaties, relatief gering van omvang. Volgens de adviezen is de waardevermindering van de woningen van [appellant] en anderen ten gevolge van de planologische verandering maximaal 2,33 procent. De conclusie is dan ook gerechtvaardigd dat de schade niet uitstijgt boven de financiële nadelen die behoren tot het normale maatschappelijke risico dat elke burger behoort te dragen.

ABRS 17-09/14 inzake Bunschoten (RVS:2014:3382):

Noot: criteria bij NMR: past ontwikkeling in ruimtelijke structuur van de omgeving / past ontwikkeling in ruimtelijk beleid van overheid / afstand / omvang en aard nadeel