Noodweg ex art. 5:57 BW

De rechtbank heeft tijdens de descente waargenomen dat de ruimte achter het bedrijfspand van [eiser] bij lange na niet geschikt is als weg voor toegang tot het bedrijfspand. [eiser] heeft gelijk dat het een pad is waar mensen de hond uitlaten langs het water. Het pad is niet verhard, niet geschikt voor zware voertuigen en niet breed genoeg voor grotere voertuigen. Zoals de zware/brede voertuigen waar [eiser] mee werkt. Nu is er dus wel een noodtoestand ontstaan doordat [gedaagde] het gebruik van de Oprit niet toestaat. De rechtbank wijst de subsidiaire vordering van [eiser] toe (aanwijzing noodweg).

[gedaagde] vordert nu een periodieke vergoeding in plaats van een vergoeding ineens. De rechtbank schat de contante waarde van de toekomstige kasstroom (€ 2.000,00 per jaar) naar billijkheid op € 25.000,00. De rechtbank vindt daarom € 2.000,00 billijk en passend als periodieke vergoeding [gedaagde] vordert nu een periodieke vergoeding in plaats van een vergoeding ineens. De rechtbank schat de contante waarde van de toekomstige kasstroom (€ 2.000,00 per jaar) naar billijkheid op € 25.000,00. De rechtbank vindt daarom € 2.000,00 billijk en passend als periodieke vergoeding.

Rechtbank Oost-Brabant, 24-01/24 (ECLI:NL:RBOBR:2024:239)