Rechtbank Oost-Brabant 13-05/15 inzake gemeente Deurne (ECLI:NL:RBOBR:2015:2974):
- Artikel 17 Onteigeningswet vereist dat de onteigenende partij niet te werk gaat alsof dit voorschrift een te verwaarlozen formaliteit is. Het minnelijk overleg moet op een behoorlijke wijze hebben plaatsgevonden. Onteigening is een uiterst middel.
- Tussen partijen is niet in geschil dat op enig moment in 2013 nagenoeg overeenstemming bestond over de minnelijke verwerving door de gemeente van een perceelsgedeelte van (toen nog) 13 are en 15 centiare voor een bedrag van € 72.000,– inclusief bijkomende kosten
- De rechtbank constateert op basis van het vorenstaande, dat in de relevante periode (die tussen het KB en de dagvaarding) geen inhoudelijk overleg gericht op minnelijke verwerving tussen partijen heeft plaatsgevonden. In die periode heeft de gemeente enkel bij brief van 2 december 2014 een “laatste aanbod” gedaan. Van onderhandelen in deze periode is geen sprake geweest.
- Niet uitgesloten is dat sprake is geweest van miscommunicatie over de door [gedaagde 1] c.s. aan de orde gestelde planschade die volgens hen weer was ingegeven door de formulering van de koopovereenkomst. Onder die omstandigheden lag het alleszins voor de hand dat de gemeente in de relevante periode andermaal een serieuze poging zou ondernemen om middels onderhandelingen tot overeenstemming te geraken, in aanmerking genomen de strekking van artikel 17 Onteigeningswet dat is gericht op het zo mogelijk vermijden van een rechtsgeding.
Noot: helder gemotiveerde uitspraak van de rechtbank, die wellicht voor sommige overheden tot een heroverweging van het te voeren minnelijke overleg moet leiden. De onteigenende partij mag bij de onderhandelingen niet te werk gaan “ als ware het voorschrift van art. 17 Ow een vrijwel te verwaarlozen formaliteit ”; HR 6 juni 1962, NJ 1962/280 en HR 17 maart 1965, NJ 1965/278. Zie recent conclusie A-G HR 11-07/14 inzake Staat / Televerde BV – met als rechtsvoorgangster Chipshol Forward N.V. (ECLI:NL:HR:2014:1668).