Besluit: Nu de omrijdkosten van € 33.810,00 gelijk staan aan 2,5% van de in 2009 toerekenbare kosten van de bedrijven (de kostprijs omzet, de autokosten, machinekosten en lonen/uitzendkrachten/zzp), kunnen de omrijdkosten niet aangemerkt worden als een nadeel dat buiten het normaal ondernemersrisico van [appellant] valt.
ABRS: Anders dan [appellant] betoogt, mocht het college zich baseren op het advies van de SAOZ en hoefde het niet zelf in eerste instantie een oordeel te geven over de vergoedbaarheid van de gestelde schade. Ook het betoog dat het college ten onrechte geen vaste drempel of korting hanteert voor de vaststelling van de omvang van het normaal maatschappelijk risico of normaal ondernemersrisico, treft dit geen doel. Alhoewel het bestuursorgaan vanuit het oogpunt van uniformiteit en rechtszekerheid een vaste drempel en/of korting kan hanteren, is in de jurisprudentie het systeem waarbij niet expliciet een percentuele ondergrens wordt gehanteerd, maar de gestelde schade wordt afgezet tegen de gemiddelde jaarlijkse kosten ten behoeve van het oordeel of de schade al dan niet als relatief gering kan worden beschouwd, geaccepteerd. Vergelijk de uitspraak van 21 juni 2006 in zaak nr. 200508280/1. Nu in dit geval het college de omvang van de gestelde schade als relatief gering heeft kunnen aanmerken, is het college verder niet genoodzaakt zich in dit geval uit te laten over de hoogte van een drempel en komt het aan de toepassing van een korting niet toe
ABRS 17-09/14 inzake Noord-Brabant (RVS:2014:3378).