Gelaedeerde betoogt dat de rechtbank ten onrechte eraan voorbij is gegaan dat het college bij de planvergelijking ten onrechte de ingevolge de bouwverordening geldende ontheffingsbevoegdheden niet bij de planvergelijking heeft betrokken. Hij voert aan dat, nu een vergelijking tussen het bestemmingsplan en de voorheen geldende gemeentelijke bouwverordening moet worden gemaakt, de ingevolge de bouwverordening mogelijke vrijstellingen of ontheffingen ten onrechte niet bij de planvergelijking zijn betrokken.
ABRS 24-12/13 inzake Goes (RVS:2013:2534):
Het betoog faalt. In een geval als dit, waarbij het verzoek om vergoeding voor planschade betrekking heeft op een perceel dat is verworven voor herontwikkeling als woningbouw- of kantorenlocatie en verkoop of verhuur van de nieuwbouw na herontwikkeling, moet ervan worden uitgegaan dat bij het bepalen van de koopprijs van het perceel vrijwel uitsluitend de bij recht toegestane gebruiks- en bouwmogelijkheden zijn betrokken en bestaande ontheffingsmogelijkheden niet of nauwelijks in de koopprijs zijn verdisconteerd, omdat over de verlening daarvan ten tijde van de koop geen zekerheid bestaat. De rechtbank heeft met juistheid geen aanleiding gezien voor het oordeel dat het college ten onrechte de ontheffingsmogelijkheden in de bouwverordening niet bij de planvergelijking heeft betrokken, nu de aanvraag van AVV om vergoeding voor planschade betrekking heeft op een verandering van het planologische regime op een eigen perceel, dat voor voormelde herontwikkelingsdoeleinden is gekocht.
Noot: Hier bij art. 49 WRO (oud) dus geen maximalisering bouwverordening, voor directe planschade.