Landbouwvrijstelling: WEVAB bij overeenkomst, niet bij levering

Art. 3.12 Wet IB 2001. Het Hof heeft in het onderhavige geval vastgesteld dat de koopovereenkomst is gesloten op 10 juli 2004 en dat bij de aanvullende overeenkomsten nadere afspraken zijn gemaakt zonder dat daarbij een nieuwe koopprijs is overeengekomen. Het heeft daaraan klaarblijkelijk de gevolgtrekking verbonden dat voor de bepaling van het op de voet van artikel 3.12, lid 1, Wet IB 2001 vrij te stellen voordeel moet worden uitgegaan van de WEVAB per 10 juli 2004. Dit oordeel geeft in het licht van het hiervoor in 2.4 overwogene geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Het eerste middel faalt derhalve.

HR 20-11/15 (ECLI:NL:HR:2015:3312)

Noot: het (fiscale) belang zal zijn dat ten tijde van de notariële aktepassering de WEVAB hoger was dan ten tijde van de koopovereenkomst.