De klacht tegen het door de rechtbank wel-elimineren is gegrond. Voor het elimineren van de bestemming die volgens het geldende bestemmingsplan op het onteigende rust, is vereist dat die bestemming is bepaald door niets anders dan een ten tijde van de vaststelling van dat bestemmingsplan al bestaand concreet plan voor een werk ter plaatse van onder meer het onteigende. Dit volgt onder meer uit rov. 4.7 van HR 9 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1634, NJ 2010/631 ( […] c.s./Provincie Zuid-Holland) en de rov. 3.3 en 3.6 van HR 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4119, NJ 2013/318 (Ballast Nedam/Staat). Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, moet dus wel degelijk sprake zijn van een – aan het bestemmingsplan voorafgaand – concreet plan voor (onder meer) het werk waarvoor wordt onteigend als bedoeld in art. 40c onder 3° Ow.
HR 15-01/16 inzake Hoog Dalem (ECLI:NL:HR:2016:24). Verwijzing naar Hof Den Haag.
Positie van de overheid die onteigent: zie arrest HR d.d. heden inzake prov. Zeeland / De Meijer en Goense.
Noot: de rechtbank Rotterdam heeft, in navolging van de deskundigen (waaronder René van Hoogmoed) dus te snel geconcludeerd tot eliminatie bestemmingsplan woningbouw.