In de door de SAOZ genoemde Ontwikkelingsvisie Aalsmeer is het perceel aangewezen als ‘Toekomstig woongebied’ en ‘Reservering woongebied’. In dit stuk wordt niet vermeld wat wordt verstaan onder ‘Toekomstig woongebied’ en ‘Reservering woongebied’. In deze paragraaf is verder vermeld dat wordt voorzien in de bouw van 1.050 nieuwe woningen in Oosteinde.
ABRS 27-05/15 inzake Aalsmeer (ECLI:NL:RVS:2015:1624):
Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat, gelet op deze stukken, voor [appellant] geen aanleiding bestond rekening te houden met de kans dat de planologische situatie op het perceel zou gaan veranderen in een voor hem ongunstige zin. Niet in geschil is dat [appellant] woningbouw op het perceel wenste. De aanwijzing van dat perceel in de Ontwikkelingsvisie Aalsmeer als ‘Toekomstig woongebied’ en ‘Reservering woongebied’ was op zichzelf dan ook niet ongunstig voor hem. Dat, zoals het college in navolging van de SAOZ aanvoert, de bestemming woongebied niet alleen ziet op woningbouw, maar bijvoorbeeld ook op de aanleg van wegen, openbaar groen, erf en tuin, doet daaraan in dit geval niet af. Daarbij is van belang dat uit de Ontwikkelingsvisie Aalsmeer noch de Aalsmeerse Gebiedsvisie kenbaar blijkt dat de bestemming op het perceel zou wijzigen in die zin dat daarop minder bebouwingsmogelijkheden zouden zijn dan op grond van de bestemming ‘Agrarische doeleinden’. Zoals volgt uit de uitspraak van 19 september 2012 in zaak nr. 201200660/1/A2 moest een redelijk denkende en handelende eigenaar, gelet op het in de Ontwikkelingsvisie Aalsmeer vermelde aantal te realiseren woningen en de oppervlakte van de gebieden die op de kaart zijn aangewezen voor ‘Toekomstig woongebied’ en ‘Reservering woongebied’ juist rekening houden met de realisering van omvangrijke woon- en winkelbebouwing, ook op de open plekken tussen bestaande bebouwing. Dat was voor [appellant], gelet op de door hem voorgestane woningbouw op het perceel, niet ongunstig.
Gelet op het voorgaande heeft de SAOZ haar advies aan het college om [appellant] voor deze bestemmingswijziging geen vergoeding van planschade toe te kennen, omdat hij het risico van een voor hem negatieve bestemmingswijziging passief heeft aanvaard door de onder het ‘Uitbreidingsplan in hoofdzaak 1962’ bestaande bouwmogelijkheden niet te benutten, niet deugdelijk gemotiveerd.