Planschadeclaim varkenshouder wegens beperking bouwmogelijkheden bouwvlak
Oud: 80% te bebouwen (was nog niet volledig benut). Nieuw: verordening ruimte met beperking gebruiks- en bebouwingmogelijkheden (stalderingsregeling).
Bevoegdheid tot besluit op planschadeclaim, de provincie (verordening) of gemeente (met uitwerking in bestemmingsplan).
ABRS: In de aanvraag tegemoetkoming planschade is een bepaling van een provinciale verordening, als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, aanhef en onder e, van Wro, aangeduid als oorzaak van de gestelde schade. Uit artikel 6.6, vijfde lid, van de Wro volgt dat het college bevoegd was om het besluit van 10 augustus 2020 te nemen. Of een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 4.1, tweede lid, van de Wro ten tijde van het indienen van de aanvraag of ten tijde van het nemen van dat besluit in werking was getreden (en onherroepelijk was), is hierbij niet van belang. Zelfs indien dat bestemmingsplan in werking was getreden (en onherroepelijk was), zou dat niet met zich brengen dat het college niet meer bevoegd was om een beslissing te nemen op de aanvraag.
ABRS: De Afdeling merkt op dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de maatschap door de inwerkingtreding van artikel 35, derde lid, van de Verordening in een nadeliger planologische positie is gekomen. Of de maatschap de feitelijke en financiële mogelijkheden had om aan de stalderingsregeling te voldoen, is, anders dan het college meent, niet van belang in de vergelijking met het oude planologische regime. Wel zou daaraan betekenis kunnen toekomen bij het antwoord op de vraag of de planologische wijziging heeft geleid tot planschade in de vorm van een waardevermindering van onroerende zaken. Of deze wijziging heeft geleid tot planschade is afhankelijk van het antwoord op de vraag of een redelijk denkend en handelend koopgegadigde daarin aanleiding zou zien om zijn koopbereidheid en biedprijs voor die onroerende zaken neerwaarts bij te stellen. Het college heeft dat nog niet onderzocht. Daarom valt niet uit te sluiten dat de maatschap ten tijde van de inwerkingtreding van de Verordening planschade als gevolg van de stalderingsregeling heeft geleden.
Het college heeft zich in het besluit van 4 maart 2021 ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat artikel 35 van de Verordening geen oorzaak van planschade is als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wro.
ABRS 21-02/24 inzake Noord-Brabant (ECLI:NL:RVS:2024:719)
Noot: Daarmee is het varkentje dus niet gewassen. GS wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak van de ABRS.