Burenrecht: onrechtmatige hinder (art. 5:37 BW)

Door plaatsen van dakopbouw op een aan achterzijde van rijtjeshuis gelegen aanbouw. Vermindering bezonning, daglichttoetreding en uitzicht. Niet gebleken dat gemeente bij vergunningverlening concrete belangen buren heeft meegewogen.  De rechtbank overweegt in dit verband dat het duidelijk is dat [naam 1] als gevolg van de opbouw schade lijdt in de vorm van verminderd woongenot en dat, hoewel dit nog niet door middel van bijvoorbeeld een taxatierapport is onderbouwd, ook voor de hand ligt dat de vermindering van zon- en daglichtinval en uitzicht enige waardedaling van de woning zal opleveren. Daarmee staat vast dat [naam 1] als gevolg van de opbouw schade lijdt. In casu: afbraakverplichting voor schadeveroorzaker.

Rechtbank Den Haag 17-01/24 (ECLI:NL:RBDHA:2024:1206)

Noot: het gebeurt vaker dat omwonenden schade ondervinden van een planologisch besluit of een omgevingsvergunning. Dat leidt – uiteraard – niet altijd tot een afbraakverplichting. De toets van artikel 5:37 BW is streng. Het moet gaan om hinder op een wijze die volgens artikel 6:162 BW onrechtmatig is (onrechtmatige daad).