Persoonsgebonden contra objectgebonden overgangsrecht

[appellant sub 1] betoogt dat het gebruik van haar perceel in het plan ten onrechte onder het persoonsgebonden overgangsrecht is gebracht, terwijl het voorheen geldende plan voorzag in objectgebonden gebruiksovergangsrecht.

ABRS Tussen partijen is niet in geschil dat het gebruik van de woning op het perceel [locatie 1] voor permanente bewoning in strijd is met de bestemming zoals die in het voorheen geldende plan aan het perceel was toegekend, maar dat het gebruik voor permanente bewoning wel onder de bescherming van het (algemeen) gebruiksovergangsrecht van dat plan viel. In het voorliggende plan heeft de raad het gebruik van deze woning voor permanente bewoning in artikel 9.3 van de planregels onder persoonsgebonden overgangsrecht gebracht.

De Afdeling acht het opnemen van dergelijk persoonsgebonden overgangsrecht niet in alle omstandigheden ongeoorloofd. Voor een dergelijke planregeling dienen evenwel redenen te bestaan die zijn toegespitst op de omstandigheden van het geval. Overwegingen die daarbij een rol kunnen spelen, kunnen verband houden met de aard van het gebruik dat op grond van het overgangsrecht mag worden gemaakt, de omstandigheid dat een bepaalde vorm van gebruik in het verleden op illegale wijze is ontstaan en de vraag welk nadeel de beperking van het overgangsrecht voor de gebruiker met zich brengt. Dit leidt ertoe dat een beperking van het overgangsrecht tot de persoon van de gebruiker op de peildatum niet zonder meer kan gelden voor alle vormen van gebruik waarop het overgangsrecht van toepassing was (zie ook de uitspraak van de Afdeling van 26 maart 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1052, overweging 4.4 en verder).

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad in dit geval niet voldoende onderbouwd waarom de raad persoonsgebonden overgangsrecht heeft opgenomen in artikel 9.3 van het plan.

De conclusie is dat de keuze van de raad om in het plan persoonsgebonden overgangsrecht toe te kennen waar het betreft het gebruik van het perceel van [appellant sub 1] voor permanente bewoning, niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en niet deugdelijk is gemotiveerd. Dit is in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

Het betoog slaagt.

ABRS 01-11/23 inzake Midden-Groningen (ECLI:NL:RVS:2023:4048)

Noot: het is Hoogstate uit ervaring bekend dat de planologische status van recreatie woningen vaker discussie oplevert, bijvoorbeeld bij vaststellen erfpachtcanon.