Art. 43 Ow: hypotheekhouder heeft geen afzonderlijk belang bij cassatie

Naar aanleiding van het onteigeningsvonnis van de rechtbank is door de onteigende geen cassatieverzoek ingediend. De tussengekomen hypotheekhouder van onteigende stelt wel cassatie in.

De Hoge Raad oordeelt hierover als volgt (HR 12-07/13 inzake Ministerie van I&M, Zuid-Willemsvaart; HR:2013:BZ6532)

Uit art. 43 lid 1 Ow vloeit voort dat [eiser] als hypotheekhouder geen recht op afzonderlijke schadevergoeding heeft maar zijn rechten – door middel van tussenkomst in het onteigeningsgeding – uitoefent op, kort gezegd, de schadeloosstelling zoals die krachtens rechterlijke beslissing toekomt aan [betrokkene]. Omdat [betrokkene] geen cassatieberoep heeft ingesteld tegen het eindvonnis van de rechtbank waarin de werkelijke waarde van het onteigende is vastgesteld op € 400.000,–, is dat vonnis jegens haar in kracht van gewijsde gegaan. De hoogte van de door de Staat aan [betrokkene] te betalen schadeloosstelling staat derhalve onherroepelijk vast, en daarin kan het cassatieberoep van [eiser] geen verandering brengen.

De Hoge Raad overweegt verder:

Anders dan [eiser] betoogt, brengt art. 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM niet mee dat hij – in afwijking van hetgeen hiervoor in 3.6.2 is overwogen – als hypotheekhouder in cassatie zelfstandig klachten moet kunnen richten tegen de door de rechtbank (in zijn ogen: te laag) vastgestelde schadeloosstelling, ook als de onteigende hypotheekgever dat zelf niet heeft gedaan.