Niet is in geschil dat voormeld planvoorschrift dient te worden uitgelegd in die zin dat, indien op een andere plek binnen het bestemmingsvlak “Wonen W2” een woning of woonbestemming komt te vervallen, in beginsel een vervangende woning zou kunnen worden gebouwd op de in geding zijnde gronden. Evenmin is in geschil dat gezien de grootte van de in geding zijnde gronden daar maximaal twee vrijstaande of dubbele woningen konden worden gebouwd.
Deze bouwmogelijkheid dient buiten de maximale invulling van het oude bestemmingsplan te worden gelaten, indien met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is uitgesloten dat die bouwmogelijkheid wordt gerealiseerd. Anders dan [appellant] betoogt, is dat niet het geval. Dat de realisatie afhankelijk is van de sloop van woningen van derden binnen het bestemmingsvlak, naar [appellant] stelt, betekent niet dat de realisering van deze woningen zo onwaarschijnlijk is, dat daarvan bij de planvergelijking niet mag worden uitgegaan. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2012 in zaak nr. ECLI:NL:RVS:2012:BW9528. De stelling van [appellant] dat een regeling voor de bouw van een vervangende woning ontbreekt, leidt niet tot een ander oordeel, omdat de mogelijkheid van vervangende bouw van een woning rechtstreeks uit het oude bestemmingsplan voortvloeit.
ABRS 01-06/16 inzake Oldenzaal (ECLI:NL:RVS:2016:1529).