Onder deze omstandigheden is het vrijstellingsbesluit zo nauw verweven met het nieuwe bestemmingsplan, dat de door dit besluit veroorzaakte nadelen en voordelen geacht moeten worden voort te vloeien uit hetzelfde planologische regime. Dit betekent dat het vrijstellingsbesluit en het nieuwe bestemmingsplan in het kader van de planvergelijking als één planologisch regime moeten worden gezien. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college ten onrechte zowel voor de schade als gevolg van het vrijstellingsbesluit als voor de schade ten gevolge van het nieuwe bestemmingsplan een gedeelte gelijk aan twee procent van de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk voor het ontstaan van de schade voor rekening van [wederpartij] heeft gelaten.
ABRS 18-03/15 inzake Albrandswaard (ECLI:NL:RVS:2015:845 en ECLI:NL:RVS:2015:855).
Noot: Anders dan in de zaak waarop de uitspraak van de Afdeling van 7 april 2004 betrekking heeft, doen zich in deze zaak geen omstandigheden voor die leiden tot het oordeel dat het vrijstellingsbesluit en het nieuwe bestemmingsplan als één planologisch regime moeten worden beschouwd. ABRS 08-01/14 inzake Leiden (ECLI:NL:RVS:2014:6). Genoemde uitspraak 07-04/04 betreft voordeelsverrekening. Zie BR 2004 blz. 970 met noot dr. J.W. van Zundert.