Ook in het geval dat, zoals [appellant] betoogt, de betreffende aanpassing van de noordelijke toerit van de fietstunnel niet of niet geheel als een normale maatschappelijke ontwikkeling kan worden gekwalificeerd, vanwege de, ook in het advies van de schadecommissie erkende, fysieke en sociale veiligheidsaspecten, is er geen grond voor het oordeel dat [appellant] zodanig zwaar zou worden getroffen dat het uit de aanpassing voortvloeiende nadeel redelijkerwijs niet ten laste van hem dient te blijven.
Voor dit oordeel wordt aansluiting gezocht bij de in artikel 6.2, tweede lid en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening neergelegde ondergrens van 2%, nu ook dat stelsel berust op het beginsel van de gelijkheid voor de openbare lasten en de aard van de toegebrachte schade overeenkomstig is. (Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 31 juli 2013 in zaak nr. 201210332/1/A2.) In dat artikel is bepaald dat van schade in de vorm van een inkomensderving in ieder geval voor rekening van de aanvrager blijft een gedeelte gelijk aan 2% van het inkomen onmiddellijk voor het ontstaan van schade. De 2%-drempel is een minimum forfait dat altijd geldt, ook als de desbetreffende schadeveroorzakende ontwikkeling niet als normaal kan worden beschouwd. In dit geval volgt uit de schadeberekening van 10 oktober 2014 en het daarbij gevoegde overzicht winst-en verliesrekeningen 2008 tot en met 2013 dat de inkomensschade van € 6.185,00 ten opzichte van het inkomen in 2009, een jaar waarin zich geen werkzaamheden hebben voorgedaan, onder de 2%-drempel blijft.
ABRS 11-02/15 minister I & M (ECLI:NL:RVS:2015:336).