Overeenkomst onder opschortende voorwaarde

Appellant sluit na jaren onderhandelen een overeenkomst met het Waterschap tot ruiling van enkele percelen. Appellant dient bij die ruiling € 67.000,– bij te betalen.

De overeenkomst is getekend door een gemandateerd ambtenaar en de voorzitter van het Waterschap, maar in de overeenkomst is opgenomen dat de koop tot stand komt “onder de uitdrukkelijke bepaling dat de verkoop formeel door het dagelijks bestuur wordt bekrachtigd”.

Het dagelijks bestuur concludeert vervolgens dat de bijbetaling te laag is en bekrachtigd de overeenkomst niet.

Appellant eist nakoming van de overeenkomst en gaat voor meerdere ankers liggen:

Volgens [appellant] heeft hij de passage in de overeenkomsten niet opgevat als een opschortende voorwaarde, maar als een bevestiging dat het DB de voorgenomen transactie reeds had bekrachtigd. Het hof kan [appellant] daarin niet volgen.

Voorts heeft [appellant] nog gesteld dat hij als leek niet kon begrijpen, dat het Waterschap niet definitief had ingestemd met de transactie, terwijl hij al wel de betreffende percelen in gebruik mocht nemen. Ook dit argument faalt. Het Waterschap had immers reeds tijdens de onderhandelingen aan [appellant] de mogelijkheid geboden de percelen in gebruik te nemen. [appellant] wist dus dat het Waterschap de percelen al in gebruik wilde geven voordat een transactie definitief was.

[appellant] heeft betwist dat [rentmeester] hem na het onderhandelen telefonisch heeft medegedeeld dat het overeengekomen bedrag slechts “ambtelijk” akkoord was. Volgens [appellant] heeft [rentmeester] gezegd dat “het Waterschap” akkoord was. Het hof is van oordeel dat, ook als [rentmeester] dit laatste heeft gezegd, daaruit nog niet zonder meer volgt dat een onvoorwaardelijke overeenkomst tot stand is gekomen.

Het hof begrijpt verder dat [appellant] bedoelt te stellen dat het retour ontvangen van de (ook) door het Waterschap ondertekende overeenkomsten bij hem heeft geleid tot de verwachting dat hij definitief overeenstemming had bereikt met het Waterschap. Uitsluitend gelet op de bewoordingen van de overeenkomsten is die verwachting niet gerechtvaardigd.

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch inzake Waterschap Roer en Oevermaas (GHSHE:2014:603).

Noot: een voor de praktijk relevante uitspraak. “In het veld” is het praktisch niet uit te leggen dat een door de overheid getekende overeenkomst die overheid niet zonder meer bindt. Bovenstaande uitspraak is verplichte kost voor (particuliere) adviseurs derhalve.