Rechtbank Den Haag 19-02/14 (RBDHA:2014:2296), gepubliceerd 04-03/14.
Eiser vordert nakoming van een aan hem verleend voorkeursrecht van koop (na overlijden verhuurster) op een pand dat hij al vele jaren huurt van de moeder van gedaagden.
In de akte tussen huurder en wijlen de eigenaresse is onder meer opgenomen:
1. Ingeval van het voornemen tot vervreemding door de eigenaar, het overlijden of faillietverklaring van de eigenaar (…) geeft de eigenaar, casu quo diens rechtverkrijgende(n), terstond kennis daarvan aan de gerechtigde.
2. De gerechtigde heeft alsdan het recht tot koop van het registergoed, voor een koopprijs van zeventigduizend euro (EUR 70.000,00), mits hij binnen een termijn van drie maanden aan de eigenaar meedeelt of hij bereid is het registergoed te kopen.
Nabestaanden van de eigenaresse dienen conform de akte terstond kennis te geven van haar overlijden, middels aangetekende brief of deurwaardersexploit. Nu dat niet is gebeurd, is de termijn van drie maanden voor aanvaarding niet gaan lopen, aldus de rechtbank.
Huurder beroept zich vier maanden na overlijden op het voorkeursrecht. Kennisgeving van overlijden is niet gedaan op in akte vereiste wijze, noch op een manier waardoor voor eiser kenbaar is geweest of moest zijn aan wie als rechtsverkrijgenden hij een mededeling dat hij het pand wenste te kopen kon adresseren teneinde de termijn voor aanvaarding te sauveren. Het aanbod is daarom niet komen te vervallen door het verstrijken van de voor aanvaarding bepaalde termijn. De rechtbank oordeelt dat het onherroepelijk aanbod tijdig is aanvaard. De vordering tot verklaring voor recht dat gedaagden verplicht zijn tot medewerking aan de levering van het pand wordt toegewezen.