Het standpunt van de Landinrichtingscommissie luidt volgens weergave van de rechtbank als volgt:
“Voor het opheffen van erfdienstbaarheden wordt nooit een vergoeding gegeven voor zover het het heersend erf betreft. Door de opheffing ondervindt [eiser] geen nadeel. Alleen de eigenaar van het dienende erf moet conform het bepaalde in de brochure een vergoeding betalen.”
Rechtbank: Deze erfdienstbaarheden konden immers worden opgeheven omdat in het plan van toedeling in een toereikende ontsluiting van [eiser]’s toedeling kon worden voorzien. Er is dan geen sprake van nadeel zodat er ook geen reden is voor een compensatie van dit gemis op de lijst der geldelijke regelingen.
In art. 25 van de Regeling herverkaveling is voorts bepaald dat de Minister per blok nadere regels vaststelt voor de tweede schatting overeenkomstig het bij de Regeling opgenomen model. Ter uitvoering van die bepaling heeft de Minister bij besluit van 2 april 2008 (Stct. 2008, nr. 70 p. 11) vastgesteld de Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling “Doniawerstal” (opgenomen als Bijlage 2yy bij de Regeling Herverkaveling). In die Nadere regels is onder meer bepaald:
“D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
(…)
c. het opheffen van erfdienstbaarheden op € 1.250,-, € 2.500,-, € 3.750,-, € 5.000,-, € 7.500,-, € 10.000,-, € 12.500 of € 15.000,- per geval.
Het bedrag voor vestigen van erfdienstbaarheden wordt verkregen door de hierboven genoemde bedragen te vermenigvuldigen met een factor 2;
Conclusie AG bij HR 14-12/12 (LJN: BX9753), inzake ruilverkaveling “Doniawerstal”:
In het oordeel van de rechtbank dat er geen sprake is van via de LGR te compenseren nadeel omdat in het plan van toedeling in een toereikende ontsluiting van [eiser]’s toedeling kon worden voorzien, ligt besloten dat naar het oordeel van de rechtbank de wijze van ontsluiting van de toegedeelde kavels kwalitatief gelijkwaardig is aan de ontsluiting in de situatie voorafgaand aan de ruilverkaveling. Deze klachten treffen geen doel. Het middel – dat niet opkomt tegen de vaststelling dat sprake is van een toereikende ontsluiting – geeft geen vindplaatsen van stellingen van [eiser] met de strekking dat de nieuwe wijze van ontsluiting niet gelijkwaardig is aan de oude.