De vraag of het waterschap tekort geschoten is als waterbeheerder dient te worden beantwoord aan de hand van de jurisprudentie van de Hoge Raad met betrekking tot de zorgplicht van een waterschap in het kader van waterbeheer (HR 9 oktober 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4240 (Bargerbeek), HR 8 januari 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2813 (West-Friesland) en HR 9 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD5302 (Rijnstromen)). Hieruit volgt dat de in het algemeen te hanteren maatstaf is of het waterschap, gezien de concrete omstandigheden van het geval, de verschillende bij het beleid betrokken belangen en de beperkte middelen, beneden de zorg van een goed beheerder is gebleven. Het waterschap heeft een zekere beleidsvrijheid, maar die beleidsvrijheid gaat niet zo ver dat het optreden van een waterschap slechts marginaal zou kunnen worden getoetst. Van het waterschap mag worden verlangd dat, wanneer een klacht binnenkomt over een waterpeil, het waterschap daarop adequaat reageert door naar aanleiding van die klacht een onderzoek in te stellen en zo nodig, afhankelijk van de uitkomst daarvan, de noodzakelijke en mogelijke maatregelen te treffen.
Hof: niet is komen vast te staan dat het waterschap in enig opzicht een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens [appellant].
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13-02/24 inzake Scheldestromen (ECLI:NL:GHSHE:2024:428)