Zaak Leidschendam: (toch) niet gebleken van ongeoorloofde staatssteun

In de beschikking 23-01/13 heeft de Europese Commissie de in de zaak Leidschendam gehanteerde ‘restwaardemethode’ (residuele waardering) niet geschikt geacht om (achteraf) de marktwaarde te berekenen. In BR 2013 bladzijden 727 e.v. wordt hier nader op ingegaan en daar staat ook te lezen dat gemeente beroep tegen deze beschikking ingesteld heeft.

In het arrest van 30-06/15 heeft het Hof van Justitie de beschikking van de Europese Commissie van  vernietigd. Primair heeft de Commissie verzuimd om de marktwaarde van de grond op het moment van ondertekening van de aanvullende overeenkomst van 2010 vast te stellen.

De gemeente had de aangepaste grondprijs gebaseerd op een onafhankelijk taxatierapport.

Hierover heeft de Commissie enkel overwogen dat de door de gemeente gehanteerde residuele methode ongeschikt was. Zij heeft de waarde van de gronden vervolgens niet zelf vastgesteld. Zonder de marktwaarde van de gronden te kennen, kon de Commissie volgens het Hof niet tot het oordeel komen dat het voor de Leidschendam commercieel interessanter zou zijn geweest om de overeenkomst te beëindigen in plaats van deze aan te passen.

Over de bruikbaarheid van de residuele methode doet het Hof geen uitspraak. Deze methode, die voor specifieke projecten niet ongebruikelijk is, is dus zeker niet uitgesloten.

Verder zijn van groot belang: een onafhankelijk taxatierapport en een overheid die marktconform handelt (net als een particuliere investeerder).

Hof van Justitie EU 30-06/15 inzake Leidschendam (T‑186/13)