De rechtbank overweegt dat de beslissing op het verzoek tot wraking van de aangewezen adviseur is aan te merken als een procedurebeslissing, genomen in het kader van de voorbereiding van het te nemen besluit op het verzoek van eiseres om planschadevergoeding.
De rechtbank overweegt dat de handelwijze van de adviseur bij het beroep tegen de afwijzing van dat planschadeverzoek aan de orde kan komen. Niet gebleken is dat eiseres door de niet-ontvankelijkverklaring van haar wrakingsverzoek rechtstreeks in haar belang is getroffen. De rechtbank acht hierbij van belang dat de procedurele beslissing om deze adviseur te kiezen – los van het besluit ten aanzien van het verzoek om planschadevergoeding – geen rechtsgevolg voor eiseres heeft. De rechtbank is dan ook, gelet op het bepaalde in artikel 6:3 van de Awb, van oordeel dat verweerder terecht heeft gesteld dat het primaire besluit I geen besluit is waartegen afzonderlijke rechtsmiddelen kunnen worden aangewend.
Rb Amsterdam 15-05/13 inzake Amsterdam (RBAMS:2013:3113)