WOZ: hier niet taxatie GOP-methode

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van een bioscoop. De Heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een WOZ-beschikking gegeven waarbij de waarde van de onroerende zaak is bepaald aan de hand van de zogeheten ‘Gross Operating Profit’-methode (GOP-methode). In geschil is het antwoord op de vraag of de Heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak niet te hoog heeft vastgesteld.

Het Hof sluit zich aan bij de vaststelling door de Rechtbank dat de Heffingsambtenaar een waarde in het economisch verkeer voorstaat die hoger ligt dan de eveneens door de Heffingsambtenaar berekende Gecorrigeerde Vervangingswaarde (GVW-methode). Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de GOP-methode niet geschikt is voor de vaststelling van de waarde van de onroerende zaak. Partijen zijn het er over eens dat de GOP-methode dient ter bepaling van de bedrijfswaarde van de onroerende zaak en niet de waarde in het economische verkeer. Voorts zijn partijen het eens dat er geen vergelijkbare transactiegegevens voorhanden zijn, zodat geen waarde in het economische verkeer kan worden bepaald. Onder verwijzing naar jurisprudentie van de Hoge Raad is het Hof van oordeel dat voor situaties als deze de GOP-waarde, evenals de GV-waarde, in beginsel niet afwijkt van de waarde in het economische verkeer.

Het Hof verwerpt vervolgens de door de Heffingsambtenaar verdedigde GOP-waarde, omdat de Heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij voldoende inzicht had in zowel de bedrijfsvoering van belanghebbende als die van vergelijkbare bedrijven om redelijkerwijs te kunnen bepalen wat als het genormaliseerde bedrijfsresultaat moet worden beschouwd, hetgeen voor een GOP-berekening noodzakelijk is. Het Hof acht de Heffingsambtenaar wel geslaagd in de subsidiair verdedigde GV-waarde.

Het beroep wordt gegrond verklaard en de waarde van de onroerende zaak wordt verlaagd.

Hof ’s Hertogenbosch 17-09/15 (ECLI:NL:GHSHE:2015:3624).