Voordeelsverrekening economisch eigenaar

[appellant sub 1] was op de peildatum enig aandeelhouder en bestuurder van [appellante sub 2].

ABRS: Omdat de percelen C3005, C3979 en C5441, door middel van de waarde van de aandelen, in economische zin tot het vermogen van [appellant sub 1] behoorden, was de vermeerdering van de waarde van die aandelen een voordeel dat [appellant sub 1] in zijn eigen vermogen genoot. Dat dit vermogen, in juridische zin, van dat van [appellante sub 2] was afgescheiden, is niet relevant in het kader van de vraag of [appellant sub 1] schade heeft geleden die redelijkerwijs niet te zijnen laste behoort te blijven. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 12 augustus 1999 in zaak nr. H01.98.1315 (AB 2000, 65). In het betoog is derhalve geen grond te vinden voor het oordeel dat de planologische nadelen, die [appellant sub 1] ten gevolge van het nieuwe bestemmingsplan heeft ondervonden, niet mogen worden verrekend met de uit dat bestemmingsplan voortvloeiende voordelen voor [appellante sub 2].

ABRS 10-12/14 inzake Katwijk (RVS:2014:4489).