Geschil tussen Waterschap en diverse erfpachters over verlenging van erfpacht en de te betalen canon. Van de erfverpachter kan niet gevergd worden de erfpacht onder dezelfde oude condities voort te zetten. Verhoging van de canon is toelaatbaar. Het Waterschap is bij het vaststellen van de nieuwe canon gebonden aan de beginselen van redelijkheid en billijkheid en van behoorlijk bestuur.
Als het Waterschap in strijd met die beginselen handelt en de erfpachter de nieuwe voorwaarden niet aanvaardt, leidt dat niet tot beëindiging van de erfpacht. Het Waterschap heeft bij de vaststelling van de nieuwe canon onjuiste grondslag, namelijk bouwrijpe grond, gehanteerd. De toegroeiregeling is onvoldoende, namelijk te kort, gelet op de hoogte van de voorgestelde canon. Niet verifieerbaar is of het canonpercentage redelijk en billijk is. Rechtbank toetst contracten alleen achteraf en wijst verklaringen voor recht van erfpachters die iets anders beogen af. Vorderingen van het Waterschap tot ontruiming afgewezen.
Rechtbank Zeeland – West-Brabant 01-07/15 inzake waterschap Scheldestromen (ECLI:NL:RBZWB:2015:5207).
Noot: rechtbank overweegt dat er, vanwege de erfpacht, sprake is van een depreciatiefactor. In de praktijk wordt hiervoor wel onderscheid gemaakt tussen woonobjecten en bedrijfsobjecten.
Rechtbank overweegt verder: Nog afgezien van het vorenstaande is [de taxateur] ten onrechte uitgegaan van de waarde van bouwrijpe grond (e-mailbericht [de taxateur] aan [I] van 8 februari 2012) terwijl door het Waterschap ruwe (duin-/dijkgrond) in erfpacht is uitgegeven. De waardestijging die toe te rekenen is aan investeringen van de erfpachter voor het bouwrijp maken van het perceel mogen niet aan het Waterschap ten goede komen