Naar het oordeel van het Hof heeft als uitgangspunt te gelden dat een tussen niet-gelieerde partijen overeengekomen huurprijs als zakelijk kan worden aangemerkt.De partij die stelt dat dit anders is, heeft daarvan de bewijslast.
Nu de heffingsambtenaar stelt dat de oorspronkelijke huur niet op zakelijke wijze in het economische verkeer tot stand is gekomen, rust op hem de last van deze stelling feiten en omstandigheden aan te voeren en, bij betwisting, aannemelijk te maken (vergelijk HR 29 november 2000, nr. 35797). De heffingsambtenaar heeft in dat kader gesteld dat de vorige verhuurder de onroerende zaak destijds aan slechts één partij te huur heeft aangeboden en dat de door de voorgaande verhuurder bedongen huur niet marktconform, maar te laag was. De reden hiervan is hem niet bekend.
Het Hof is van oordeel dat op basis van hetgeen de heffingsambtenaar naar voren heeft gebracht niet kan worden geoordeeld dat de door de voorgaande verhuurder gehanteerde huursom dermate uit de pas loopt met hetgeen marktconform moet worden geacht, dat deze huursom reeds om die reden niet kan worden meegewogen bij de waardering van de onroerende zaak voor de Wet WOZ.
Hof Arnhem-Leeuwarden 26-08/14 Belastingkamer WOZ (GHARL:2014:6696).