De taxateurs hebben de toepassing van de residuele grondwaardeberekening gemotiveerd. Jabo B.V. heeft geen tegenrapport van een deskundige overgelegd noch anderszins aannemelijk gemaakt dat het taxatierapport in zoverre zodanige gebreken vertoont dat de raad zich niet in redelijkheid op dit rapport heeft mogen baseren. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 29 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1338, dient voor de raming van de inbrengwaarde in beginsel de datum van het vaststellen van het bestemmingsplan en het exploitatieplan te worden aangehouden, omdat het bij de bepaling van de inbrengwaarde in beginsel gaat om de waarde die de gronden in het exploitatieplan hebben op het tijdstip van de vaststelling van dat plan tegelijkertijd met de vaststelling van het bestemmingsplan. Om die reden is het vorige planologische regime en de eventuele hogere waarde die de gronden onder dat bestemmingsplan hadden, niet relevant. Slechts de feitelijk bestaande situatie kan bij de bepaling van de inbrengwaarde worden betrokken en in zoverre is de voorgaande bestemming voor zover gerealiseerd wel van belang. De omstandigheid dat een taxatie plaatsvindt op het moment dat het bestemmingsplan en het exploitatieplan nog niet in werking zijn getreden, doet daar niet aan af. De Afdeling ziet in de arresten van de Hoge Raad van 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:24/25/66/67/68 geven geen aanleiding af te wijken van de uitspraak van de Afdeling van 29 april 2015. Door uit te gaan van de gebruikswaarde van de gronden onder het voorheen geldende planologische regime hebben de taxateurs de inbrengwaarde in strijd met artikel 6.13 van de Wro in samenhang met de artikelen 40b tot en met 40f van de onteigeningswet getaxeerd. Het betoog slaagt.
ABRS 20-07/16 inzake Schijndel (ECLI:NL:RVS:2016:2055).
Noot: bedrijfsbestemming met een getaxeerde inbrengwaarde van EUR 25,00 m2. Echter taxatie moeten plaatsvinden op basis van het voorliggende bestemmingsplan en niet het voorheen geldende.
De onteigeningsjurisprudentie geeft aan dat elimineren van de vigerende bestemming (lees: de bestemming waarvoor onteigend wordt) slechts in beperkte omstandigheden aan de orde is.