Ruwe bouwgrond en hoogte planschade

Eerdere tussenuitspraak ABRS: de planologische wijziging heeft voor [appellant] geleid tot planschade en dat die schade EUR 40.000,00 bedraagt. De Afdeling heeft geoordeeld dat het college ten onrechte heeft geconcludeerd dat de planschade anderszins is verzekerd. Het college is opgedragen het gebrek in dit besluit te herstellen en in het nieuwe besluit alsnog te bepalen of, en zo ja, in hoeverre de door [appellant] geleden schade binnen het normale maatschappelijke risico valt en krachtens artikel 6.2, eerste lid, van de Wro geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening behoort te blijven.

Hieraan heeft college, in navolging van de SAOZ in haar advies van 25 juli 2013, de volgende  onjuiste uitvoering gegeven: indien gelaedeerde zijn eigen gronden niet als ruwe bouwgrond verkocht zou hebben (en die verkoop geeft: voorzienbaarheid) dan zou hij minder schade hebben geleden (namelijk EUR 7.500) en die zou binnen normaal maatschappelijk risico vallen.

ABRS: College is tot dat schadebedrag gekomen door in het kader van risicoaanvaarding te beoordelen of de planschade voorzienbaar was en heeft vervolgens bezien of de niet voorzienbare schade groot EUR 7.500,00 tot het normaal maatschappelijk risico behoort. De SAOZ gaat hiermee eraan voorbij dat de voorzienbaarheid, zoals volgt uit artikel 6.3 van de Wro, betrekking heeft op de planologische wijziging en niet op de omvang van de schade. Zij had bij de beoordeling of de planschade binnen het normaal maatschappelijk risico valt en krachtens artikel 6.2, eerste lid, van de Wro voor rekening van [appellant] behoort te blijven, dienen uit te gaan van een niet in geschil zijnde planschade van EUR 40.000,00. Van deze toetsing staat los de vraag of de door [appellant] geleden planschade voor zijn rekening dient te blijven wegens voorzienbaarheid van de schadeoorzaak. Die vraag wordt beantwoord aan de hand van bekend gemaakte concrete beleidsvoornemens ten tijde van de koop van het perceel door [appellant]. Gelet op het voorgaande heeft het college het advies van de SAOZ van 25 juli 2013 niet aan zijn besluit van 30 juli 2013 ten grondslag kunnen leggen. ABRS doet zelf af op EUR 40.000.

ABRS 13-11/13 inzake Noordenveld (RVS:2013:1895)

Noot: eerder publiceerde Hoogstate ABRS 29-05/13 inzake Noordenveld (LJN: CA1343):

Gemeente constateert een schade van EUR 40.000,–, maar meent dat deze schade voor aanvrager, die landbouwgronden voor hetzelfde bestemmingsplan bedrijventerrein verkocht voor EUR 14,00 per m2, anderszins is verzekerd.

ABRS: deze gemeentelijke aanpak verdraagt zich niet met de interpretatie van de koopovereenkomst, waarin opgenomen is dat de planschade t.z.t. afzonderlijk zal worden vastgesteld.

Noot 2: bij een andere (gemeentelijke) aanpak had de uitkomst anders kunnen zijn, want een hoge ruwe bouwgrondwaarde kan van invloed zijn op de schadevergoeding tegemoetkoming planschade. ABRS 19-07/06 inzake Enschede (LJN: AY4221 en ABRS 14-11/12 inzake Weert (LJN: BY3080) .