Tussenuitspraak. Verzoek om tegemoetkoming in planschade in verband met de dubbelbestemming ‘Tijdelijke waterberging’. Aangezien het bestemmingsplan na de invoering van de Waterwet is vastgesteld, is artikel 2.34 van de Invoeringswet Waterwet niet van toepassing. Artikel 7.16 van de Waterwet is wel van toepassing. Dit betekent dat vergoeding van planschade is uitgesloten voor zover er een schaderegeling is op grond van de Waterwet. Het is onvoldoende inzichtelijk waarom de planologische aanwijzing van de landbouwgronden als waterbergingsgebied niet leidt tot een lagere waarde van deze gronden en de bijbehorende bouwpercelen. De stelling dat van directe en indirecte planschade geen sprake is omdat de gronden in het verleden met dezelfde frequentie onderliepen is niet onderbouwd. Bij het herstel van het gebrek kan verweerder uitgaan van een normaal maatschappelijk risico van in ieder geval 2%.
Rechtbank Midden-Nederland 30-08/16 inzake Leusden (ECLI:NL:RBMNE:2016:4796).
Noot: artikel 6.1 van de Wro blijft buiten toepassing voor zover eisers een beroep kunnen doen op, kort gezegd, een schaderegeling op grond. De rechtbank is van oordeel dat zowel uit de tekst van artikel 7.16 van de Waterwet als uit de door eisers genoemde rechtspraak van de ABRS volgt dat vergoeding van planschade slechts is uitgesloten voor zover het waterschap gehouden is de betreffende schade te vergoeden. Gelet hierop volgt de rechtbank verweerder niet in zijn betoog dat de door eisers gestelde schade, indien daarvan sprake is, volledig anderszins is verzekerd.
Zie ook ABRS 27-02/13 inzake Hardenberg (ECLI:NL:RVS:2013:BZ2515).