Casus: het realiseren van een windpark van drie windturbines met een maximale masthoogte van 80 m en een maximale rotordiameter van 70 m op een kortste afstand van ongeveer 460 m tot de woning.
Gemeentelijke planschade adviseur: waardedaling van € 440.000 naar € 430.000 valt binnen NMR.
ABRS inzake geluid (na heroverweging door gemeente): I
Bij de berekening van de geluidbelasting door windturbines in de uniforme basismaat Lden, waarbij een etmaal-gewogen geluidbelasting wordt omgezet naar een jaar-gewogen waarde, wordt een etmaal verdeeld in drie periodes: de dagperiode van 07:00 tot 19:00 uur, de avondperiode van 19:00 tot 23:00 uur en de nachtperiode van 23:00 tot 07:00 uur. Vervolgens wordt per periode het equivalente geluidniveau over een heel jaar bepaald, uitgedrukt in dB(A), waarbij bij de avondperiode en de nachtperiode een factor van respectievelijk 5 en 10 dB(A) wordt opgeteld. De reden hiervan is dat een bepaald geluidniveau in de avond en de nacht door het verminderen van geluiden uit de omgeving als hinderlijker wordt ervaren dan het geluid van overdag en dat het voor eventuele slaapverstoring gedurende de nacht van belang is voor de nacht strengere eisen te stellen. De basismaat Lden is het gemiddelde van de geluidbelasting in de drie periodes, waarbij het verschil in duur van deze periodes wordt meegewogen.
Uit het voorgaande volgt dat LBP-SIGHT, door voor het bepalen van de geluidoverlast door de windturbines gebruik te maken van de basismaat Lden, ook rekening heeft gehouden met het door [appellant A] bedoelde verschil in hinder tijdens de drie periodes.
20.4. Het betoog slaagt niet.
ABRS inzake gezondheid
22.1. Uit het betoog valt niet af te leiden dat er op basis van de ten tijde van de peildatum beschikbare wetenschappelijke informatie reden was om aan te nemen dat laagfrequent geluid van windturbines tot gezondheidsklachten van omwonenden kan leiden. Aan informatie van latere datum komt, anders dan [appellant A] kennelijk meent, in het kader van deze planschadeprocedure geen betekenis toe. Bij planschade gaat het om de gestelde planologische verslechtering en waardevermindering van een onroerende zaak op het moment van de inwerkingtreding van een planologische maatregel. Bij het bepalen van de waardevermindering is maatgevend welke prijs een redelijk denkend en handelend koper voor deze onroerende zaak zou hebben geboden. Deze koper kan op dat moment geen rekening houden met eventuele latere kennis en informatie.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie: geen schadevergoeding
ABRS 27-03/24 inzake Dijk en Waard (ECLI:NL:RVS:2024:1259)
Noot: qua gezondheidsproblemen bij windmolens volstaat de Afdeling dat die per peildatum voor een redelijk handelend koper geen waarde drukkend effect zouden hebben. Met recente publicaties hierover, zou dat inmiddels anders kunnen liggen. De Afdeling zet de deur daarvoor althans op een kier.