Op het perceel van appellant zijn bouw- en gebruiksmogelijkheden komen te vervallen. In beroep stelt appellant dat deze schade niet in natura kan worden vergoed.
ABRS 5 februari 214 inzake Westvoorne (RVS:2014:305):
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 april 2005 in zaak nr. 200406319/1), sluit artikel 49 van de WRO compensatie in natura niet uit, in welk geval schadevergoeding in geld achterwege kan blijven, omdat de schade anderszins is verzekerd. In het besluit van 8 november 2011 is bepaald dat de geleden planschade gedeeltelijk wordt vergoed door een voor [appellant] gunstige bestemmingsplanwijziging en dat het college daartoe een wijzigingsprocedure zal opstarten. De rechtbank heeft terecht, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 27 april 2005, overwogen dat het college hiermee niet heeft kunnen volstaan en in het besluit ook had dienen te bepalen dat, indien de wijziging van het bestemmingsplan niet tot stand kan worden gebracht, [appellant] alsnog een aanvullende vergoeding in geld zal ontvangen, vermeerderd met de wettelijke rente. Anders dan [appellant] betoogt, heeft de rechtbank hiermee geen onjuiste uitleg gegeven aan artikel 49 van de WRO.
Noot: een logische uitspraak: de bestemmingsplanwijziging ten gunste van appellant is nog een onzekere gebeurtenis, dus moet het college volgens de Rechtbank – en later de Afdeling – toezeggen dat een financiële compensatie volgt, als poging tot bestemmingswijziging strandt.
Dit is in lijn met eerdere jurisprudentie, onder meer ABRS 18-07/12 inzake Ommen (LJN: BX1866), met verwijzing naar ABRS inzake Raalte 27 april 2005 (LJN: AT4747). Een vreemde eend in de bijt is wat dat betreft uitspraak van een week eerder: ABRS 29-01/14 inzake Eersel (RVS:2014:182). Aldaar enkel de toezegging dat B en W de geleden schade in natura gaan compenseren, zonder een (subsidiaire) financiële toezegging bij het niet na (kunnen) komen van deze toezegging.