Rechtbank Zeeland-West-Brabant: onteigeningsvonnis 09-07/14. (RBZWB:2014:465):
* Waardevermindering overblijvende (art. 41 Ow): De nadelige invloeden van de aanleg en het gebruik van het werk waarom onteigend wordt bevinden zich buiten het onteigende. In dit geval wordt onteigend voor een weg die buiten het onteigende ligt. Nadeel compensatie via bestuursorgaan.
* Geen schadeloosstelling op basis van reconstructie. [gedaagde] legt aan zijn stelling dat hij de exploitatie van het paardenpension niet meer kan voortzetten ten grondslag dat hij hinder zal ondervinden van de Rijksweg (met name geluid en inschijnende koplampen). Vast staat echter – dit wordt door [gedaagde] ook niet weersproken – dat op het onteigende perceelsgedeelte niet een deel van de [naam weg] zelf wordt aangelegd, maar uitsluitend (een deel van) een watergang, bermen en een lokale parallelweg. Dat de aanleg van de parallelweg een gevolg is van de aanleg van de [naam weg] maakt dit niet anders.
Er is dan ook niet voldaan aan de voorwaarde voor vergoeding van de nadelige invloeden die [gedaagde] stelt te zullen ondervinden, namelijk dat het werk waarvoor onteigend wordt op het onteigende zelf wordt aangelegd.
Noot: vaste jurisprudentie art. 41 Ow van de Hoge Raad (HR 20 februari 2004, NJ 2004, 409 (RIB/Sweeres) en HR 21 november 2008, NJ 2009, 303 (De Bruyn/Waterschap Rivierenland).