Gelaedeerde beroept zich op ABRS 17-12/14 inzake Helmond (ECLI:NL:RVS:2014:4570): van belang is dat ingevolge artikel 6.1.3.3, eerste lid, gelezen in samenhang met het tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro de regels in een gemeentelijke verordening in ieder geval betrekking dienen te hebben op de deskundigheid en onafhankelijkheid van de adviseur. Essentieel lijkt de overweging: geen onderscheid valt te maken tussen haar rol als planschadeadviseur en haar rol als advocaat.
Gemeente heeft aan gelaedeerde per brief van 24 januari 2014 meegedeeld dat de commissie zou bestaan uit mr. W.E.M. Klostermann, advocaat en planschadedeskundige, en mr. H.A.J. van Hoogmoed, planschadedeskundige en taxateur. In deze brief is voorts aangegeven dat, indien eiser bezwaren heeft tegen deze samenstelling van de commissie, hij binnen twee weken schriftelijk een gemotiveerd verzoek tot wraking van één of beide adviseurs bij verweerder kon indienen. Eiser – toen al bijgestaan door zijn gemachtigde – heeft dit niet gedaan. Gelet hierop, is de rechtbank van oordeel dat eiser nu te laat is met zijn stelling dat de commissie de schijn van partijdigheid heeft gewekt vanwege de aanwezigheid daarin van mr. Klostermann. Deze stelling kan derhalve niet tot het oordeel leiden dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. Overigens bieden de stukken de rechtbank geen aanleiding om te vermoeden dat mr. Klostermann of de commissie in dit geval niet onafhankelijk zou adviseren.
Rechtbank Overijssel 02-09/15 inzake Raalte (ECLI:NL:RBOVE:2015:3969).
Noot: De uitspraak van de Afdeling d.d. 17-12/14 geeft in de praktijk nog steeds aanleiding tot discussie. Het is te wensen dat de Afdeling zo mogelijk nog duidelijkere richtlijnen geeft.
Noot 2: H.A.J. = H.J.A.