De vraag of schade als gevolg van een planologische ontwikkeling als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, van het Wro tot het normale maatschappelijke risico behoort, moet worden beantwoord met inachtneming van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval. Van belang is onder meer of de planologische ontwikkeling als een normale maatschappelijke ontwikkeling kan worden beschouwd waarmee de benadeelde rekening had kunnen houden in die zin dat de ontwikkeling in de lijn der verwachtingen lag, ook al bestond geen concreet zicht op de omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop de ontwikkeling zich zou voordoen. In dit verband komt betekenis toe aan de mate waarin de ontwikkeling naar haar aard en omvang binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving en het gevoerde planologisch beleid past. Omstandigheden die verder van belang kunnen zijn, zijn de afstand van de locatie waar de ontwikkeling heeft plaatsgevonden tot de onroerende zaak van de aanvrager en de aard en de omvang van het door de ontwikkeling veroorzaakte nadeel.
ABRS 25-11/15 inzake Soest (ECLI:NL:RVS:2015:3611).
Hoewel het projectgebied in de oude situatie door de leegstaande en verwaarloosde bebouwing een rommelige indruk maakte en van de voorheen bestaande agrarische activiteiten geen sprake meer was, vloeit daaruit niet zonder meer voort dat het gebied als woningbouwlocatie zou worden ontwikkeld, omdat de rommelige staat van het gebied ook aanleiding kon zijn om rekening te houden met een revitalisering binnen de oorspronkelijke bestemming. Gezien de structuur van de omgeving, zijnde de rand van de bebouwde kom met forse, langgerekte woningbouwkavels, kan de nieuwe ontwikkeling, gezien de aard en omvang ervan, ter plaatse in redelijkheid slechts gedeeltelijk als passend worden aangemerkt, omdat de nieuwe kavels overwegend kleiner en anders van vorm zijn. Wel past de ontwikkeling binnen het gemeentelijke beleid. Verder is de afstand van de onroerende zaken van [belanghebbende A] en anderen tot het projectgebied zodanig gering, dat de gevolgen van de planologische ontwikkeling voor het woon- en leefklimaat duidelijk merkbaar zullen zijn, vooral in de achtertuinen, maar in mindere mate in de woningen zelf, gelet op de diepe eigen kavels. De door [belanghebbende A] en anderen geleden schade is per saldo beperkt, maar zeker niet gering.