Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in haar uitspraak van 9 september 2015 in zaak nr. 201500362/1/A2, is inbreiding van woningen in een bestaande woonkern in beginsel een normale maatschappelijke ontwikkeling, die zich voordoet in veel centra van steden en dorpen in Nederland. Dat betekent op zichzelf echter nog niet dat de planologische ontwikkeling ook in de lijn der verwachtingen lag. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 29 oktober 2014 in zaak nr. 201306833/1/A2 en 201306834/1/A2).
Omdat de schade die [appellant A] en anderen als gevolg van de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan hebben geleden, in geen geval uitstijgt boven vijf procent van de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk vóór het ontstaan van de schade, bestaat geen grond voor het oordeel dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college de schade ten onrechte geheel volledig voor hun rekening heeft gelaten. Dat, naar niet in geschil is, de planologische ontwikkeling op relatief korte afstand van de woningen heeft plaatsgevonden, leidt niet tot een ander oordeel. Aan de korte afstand, daargelaten dat deze bij een inbreidingslocatie als het plangebied niet ongebruikelijk is, komt hier geen zelfstandige betekenis toe, omdat de omvang van de waardevermindering van de woningen wordt bepaald door de afstand van de woningen tot locatie waar de ontwikkeling heeft plaatsgevonden, zodat het ervoor dient te worden gehouden dat de korte afstand reeds in de waardevermindering van de woningen is verdisconteerd.
Noot: let wel: 5% NMR
ABRS 09-09/15 inzake Best (ECLI:NL:RVS:2015:2828)