Nadeelcompensatie: normaal maatschappelijk risico

Minister: ondergrens van 15% van gemiddelde omzet op jaarbasis is redelijk als maatstaf voor normaal maatschappelijk risico en dit percentage wordt in de jurisprudentie door de Afdeling geaccepteerd.

ABRS 05-12/12 inzake ministerie I en M, LJN: BY5105:

  • In beginsel is het met het oog op uniformiteit en de voorspelbaarheid van de eventuele vergoeding van schade aanvaardbaar dat het bestuursorgaan ten aanzien van het normaal maatschappelijk risico of normaal ondernemersrisico werkt met een vaste drempel of korting of met een vaste drempel in combinatie met een korting bovenop het schadebedrag.
  • Naarmate een bestuursorgaan een hoger percentage als normaal ondernemersrisico als ondergrens hanteert dan wel op een tegemoetkoming in mindering brengt, geldt dat er zwaardere eisen aan de motivering worden gesteld (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 30-05/12 inzake GS Overijssel, LJN: BW6926)
  • De Wouwse Tol exploiteert een wegrestaurant/hotel. Zij heeft daarmee gekozen voor een weggebonden onderneming en dus voor afhankelijkheid van de toestroom van klanten over de weg. Hieraan is inherent dat soms nadeel wordt ondervonden door de uitvoering van verkeersmaatregelen of wegwerkzaamheden, waardoor haar onderneming dan verminderd of niet bereikbaar is voor klanten. Dit nadeel behoort in beginsel tot het eigen ondernemersrisico.
  • De Afdeling is van oordeel dat niet zonder meer, dat wil zeggen niet zonder nadere motivering, valt in te zien dat het hanteren van een vaste ondergrens van 15% van de omzet redelijk is in een geval zoals hier, waarin de weggebonden onderneming een horecabedrijf is. De Wouwse Tol heeft terecht betoogd dat het hanteren van een ondergrens van 15% van de omzet op jaarbasis, tot onvoldoende differentiatie tussen verschillende branches leidt en daarmee tot uiteenlopende gevolgen voor verschillende typen ondernemingen. Op dit punt zou een differentiatie op zijn plaats kunnen zijn, waarbij onder meer de kostenstructuur en de verhouding tussen kosten en omzet aan de orde komt. Het is aan het bestuursorgaan om een gemotiveerd oordeel te geven over de vraag of differentiatie in een geval als dit gerechtvaardigd is en zo ja, wat deze differentiatie betekent voor de invulling van het normale ondernemersrisico.
  • Ten aanzien van de schade veroorzaakt door de volledige wegafsluiting in de periode van 16 tot en met 28 juli 2006 is van belang dat De Wouwse Tol heeft aangevoerd dat zij gedurende deze twaalf dagen in een voor haar normaal gesproken qua omzet gunstige periode van het jaar bijna geheel niet bereikbaar is geweest en zij passende schadebeperkende maatregelen heeft genomen door het hotel en restaurant in deze periode te sluiten. Daarnaast heeft zij gewezen op de uitspraak van 15 december 2004 in zaak nr. 200403461/1, waarin de Afdeling heeft geoordeeld dat schade ten gevolgen van een volledige wegafsluiting gedurende een relatief lange periode van 26 dagen buiten het normaal ondernemersrisico valt, nu geen gevallen bekend zijn waarin tankstations langs snelwegen volledig onbereikbaar zijn geweest. De minister heeft in het licht hiervan ten onrechte niet toegelicht waarom in een geval als dit een ondergrens van 15% van de jaaromzet redelijk is.

Noot: Zie ook Horlings in tijdschrift Overheid en Aansprakelijkheid december 2007, die op onbillijkheden wijst bij dit omzetcriterium van 15%. Met onder meer de paragraaf: “Ondernemers verschillen, evenals hun bedrijfsrisico’s.”

Zie ook ABRS 30-05/12 inzake GS Overijssel (LJN: BW6926). O&A sept. 2012 bl. 153.