Gelet op de tussenuitspraak heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat het verlies van de 3 ha grond, de kosten van afgraving en de kosten van afwerking van het resterende terrein niet tot het normaal ondernemersrisico behoren. Voor het overige heeft hij afdoende gemotiveerd dat de overige gestelde schade tot het normale ondernemersrisico moet worden gerekend.
Zelfs indien geoordeeld zou moeten worden dat de overige gestelde schade, met name de waardedaling van de gronden, niet of niet geheel tot het normale ondernemersrisico kan worden gerekend, kan niet gesproken worden van een schrijnend geval, waarvan de redelijkheid gebiedt dat de overige gestelde schade voor vergoeding in aanmerking komt. Daartoe is van belang dat de gronden in de jaren 60 zijn aangekocht en dat toen een inschatting is gemaakt over de bruikbaarheid en mogelijke waarde van de gronden. De locatie van de gronden in het winterbed van de rivier de Waal heeft geleid tot een verhoogd risico op het ontstaan van schade. Met het verstrijken van de tijd nam de kans toe op wijziging van beleidsinzichten inzake de bescherming tegen hoogwater. Daarnaast hebben de vennootschappen de sinds 1981 tot 1993 bestaande industriële bestemming niet benut. Voorts konden er ook voor de Beleidslijn stringente beperkingen aan industriële activiteiten vanwege het belang van waterstaatsdoeleinden worden gesteld en is er nooit een vergunning op grond van de Rivierenwet verleend ten behoeve van industriële doeleinden.
ABRS 16-07/14 inzake Minister I&M (RVS:2014:2592).
Noot: industriële activiteiten op de locatie IJzendoorn. Inherent aan een buitendijks, in het winterbed van een rivier gelegen locatie is ook dat tot op zekere hoogte rekening dient te worden gehouden met wijziging van beleidsinzichten ten aanzien van het bieden van bescherming tegen hoogwater en de mogelijkheid van een stringenter beleid ten aanzien van het gebruik van een winterbed.