De rechtbank is van oordeel dat de tweede bezichtiging, waartoe de deskundigen in overleg met de raadslieden van partijen zijn overgegaan, niet is aan te merken als een opneming als bedoeld in artikel 27, lid 2, van de Onteigeningswet, waarvoor de aanwezigheid van een rechter-commissaris is vereist.
Op 29 september 2010 heeft een als in de wet bedoelde descente plaatsgevonden. Uit de door de deskundigen ter zitting gegeven toelichting blijkt dat op deze descente met (de raadslieden van) partijen is afgesproken om het onteigende perceelsgedeelte nog een keer op een dichter bij de peildatum gelegen tijdstip in ogenschouw te nemen (hetgeen volgens de deskundigen gebruikelijk is), waaraan de deskundigen, in aanwezigheid van partijen, op 22 maart 2013 ook uitvoering hebben gegeven. De gemaakte afspraak vindt bevestiging in het van het behandelde op 29 september 2010 opgemaakte proces-verbaal.
De wet sluit niet uit dat een dergelijke tweede (informele) bezichtiging door deskundigen plaatsvindt. Deskundigen hebben verklaard dat zij zich ten tijde van de plaatsopneming op 29 september 2010, ook zonder dat het onteigende perceelsgedeelte met piketpalen was afgebakend, een goed beeld hebben kunnen vormen van de uitwerking van de onteigening, met name ook in verband met het overblijvende. Volgens de deskundigen leverde de tweede (informele) bezichtiging een bevestiging op van hetgeen zij bij de eerdere opneming van de ligging en gesteldheid van het perceelsgedeelte feitelijk hebben waargenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de Onteigeningswet niet verbiedt dat een tweede informele en met partijen besproken bezichtiging in aanwezigheid van alle partijen maar zonder rechter-commissaris plaatsvindt met het doel het uit te brengen advies te voorzien van actuele informatie. [gedaagden] is bovendien als gevolg van deze tweede bezichtiging, zonder dat daarbij een rechter-commissaris aanwezig was, niet in zijn belangen geschaad.
Rechtbank Midden-Nederland 17-12/14 inzake gemeente Utrecht – Leidsche Rijn Park (RBMNE:2014:6820).