Niet in geschil is dat het bestemmingsplan ter hoogte van het perceel van [appellant] de realisering van een weg met een maximumsnelheid van 80 km per uur mogelijk maakt.
Volgens het advies van de schadecommissie volgt uit het memo van de Grontmij dat op de Oosttangent een maximumsnelheid van 80 km per uur niet mogelijk is, omdat de Oosttangent binnen relatief korte afstand drie krappe bochten heeft, waar als veilige snelheid een maximumsnelheid van 60 km per uur dient te gelden. De conclusie van de schadecommissie is dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vaststaat dat een snelheid van 80 km per uur op de Oosttangent niet aannemelijk is. Volgens de schadecommissie moet bij de planvergelijking en beoordeling van de schadeoorzaken worden uitgegaan van een maximumsnelheid van 60 km per uur op de gehele Oosttangent.
ABRS: Niet ligt voor de vraag wat een redelijke uitleg is van voorschriften van het bestemmingsplan. Niet in geschil is immers dat het bestemmingsplan de aanleg van de Oosttangent als gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 80 km per uur planologisch mogelijk maakt. Het college heeft zich, onder verwijzing naar het memo van de Grontmij uit 2004, op het standpunt gesteld dat een dergelijke realisering van de Oosttangent met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten. [appellant] heeft echter met juistheid aangevoerd dat dit niet volgt uit het memo van de Grontmij. Daarin is een aantal mogelijkheden voor de maximumsnelheid op de Oosttangent vermeld, waaronder de mogelijkheid van een maximumsnelheid van 80 km per uur op de Oosttangent met een maximumsnelheid of adviessnelheid van 60 km per uur voor de bochten in die weg. Daarin is echter niet vermeld dat een maximumsnelheid van 80 km per uur op het rechte weggedeelte van de Oosttangent ter hoogte van het perceel van [appellant] verkeersonveilig is. Dat de schadecommissie het instellen van een maximumsnelheid van 80 km per uur op de Oosttangent niet aannemelijk acht, betekent voorts niet dat de realisering van die planologische mogelijkheid met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten.
ABRS 18-03/15 inzake Roermond (ECLI:NL:RVS:2015:807).