Maximaliseren tussenliggende bestemming

ABRS 06-08/14 inzake Coevorden (RVS:2014:2920):

Volgens de SAOZ ontneemt de maximale invulling van de agrarische strook, die ligt tussen de woningen en het bedrijventerrein, het zicht op het bedrijventerrein. Bovendien moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat op plandelen met de bestemming “Landelijk gebied” gebouwen van ongeveer 55m2 met een bouwhoogte van bijna vier meter en overige bouwwerken tot drie meter hoog kunnen worden opgericht. Deze bouwwerken en gebouwen ontnemen het resterende, reeds beperkte zicht op het bedrijventerrein.

Volgens de StAB is het standpunt van de SAOZ over het uitzicht op de op te richten bedrijfsbebouwing niet juist. Daartoe is in het deskundigenverslag van 24 september 2012 uiteengezet dat bij de beantwoording van de vraag of zichtschade zich voordoet, zowel een wijziging van het karakter van de omgeving als het (weidse) uitzicht factoren zijn die bij de beoordeling moeten worden betrokken. Bij een maximale invulling van de oude bestemmingsplannen doet zich enige belemmering van het weidse uitzicht vanuit de woningen voor, in het bijzonder door de mogelijkheid om agrarische bouwwerken van maximaal 3,30 meter hoogte op te richten. Vergeleken met de nieuwe planologische bestemming zijn deze zichtbelemmeringen beperkt. Bovendien verstoort een dergelijke invulling niet het landelijke karakter van het gebied, terwijl in de nieuwe situatie het landelijk/agrarische karakter van de omgeving is gewijzigd in een omgeving met (zware) industrie. Daarmee is de kwaliteit van het uitzicht sterk afgenomen.

Noot: niet alleen de vraag of het uitzicht is beperkt, maar ook de kwaliteit van dit (beperkte) uitzicht is relevant voor de planschadebeoordeling. Zie ook ABRS 30-07/14 inzake de Wolden (RVS:2014:2851) waarin Afdeling oordeelt dat het uitzicht op een boomkwekerij van een andere orde is dan dat op teeltondersteunende voorzieningen en sleufsilo’s.