Incident tot tussenkomst; art. 3 Ow

Betrokkene 1 en betrokkene 2 waren mede-eigenaren van landbouwgrond (hierna: de grond) in de gemeente Peel en Maas. De Gemeente wenste een gedeelte van de grond te onteigenen ten behoeve van werkzaamheden voor verkeersdoeleinden. [betrokkene 1] bleek inmiddels te zijn overleden, maar stond in het kadaster nog als mede-eigenaar van de grond ingeschreven. ) De Gemeente heeft daarom op de voet van art. 20 lid 1 Ow de rechtbank verzocht een derde te benoemen tegen wie het onteigeningsgeding kon worden gevoerd. De rechtbank heeft mr. Fraats benoemd als derde in vorenbedoelde zin. De echtgenote (erfgenaam) van betrokkene 1, 2 dochters en zoon/pachter vorderen tussenkomst. Rechtbank wees dat af: er is al een derde benoemd op de voet van art. 20 Ow.

HR: Wel ontvankelijkheid; HR 24 juni 1992, NJ 1993/548 (Ogenia).

Beroep van de gemeente op exceptio plurium litis consortium faalt.

Hoge Raad ziet aanleiding om niet in cassatie gedagvaarde partijen alsnog te doen oproepen op de voet van art. 118 Rv. Eindvonnis waarbij vervroegde onteigening is uitgesproken heeft nog geen kracht van gewijsde.

HR 30-01/15 inzake Peel en Maas (ECLI:NL:HR:2015:183).

Noot: Dit verweer houdt in dat een eis niet kan worden toegewezen als eiser de vordering niet alléén had moeten instellen. HR in casu: Een zodanig verweer kan slechts slagen indien het rechtens noodzakelijk is dat de beslissing ten opzichte van alle bij de rechtsverhouding betrokkenen hetzelfde luidt en dat is hier niet het geval.