Inbrengwaarde taxatie

Tussenuitspraak: het bij de bepaling van de inbrengwaarde in beginsel gaat om de waarde die de gronden in het exploitatieplan hebben op het tijdstip van de vaststelling van dat plan tegelijkertijd met de vaststelling van het bestemmingsplan. Om die reden is het vorige planologische regime en de eventuele hogere waarde die de gronden onder dat bestemmingsplan hadden, niet relevant. Slechts de feitelijk bestaande situatie kan bij de bepaling van de inbrengwaarde worden betrokken en in zoverre is de voorgaande bestemming voor zover gerealiseerd wel van belang. De omstandigheid dat een taxatie plaatsvindt op het moment dat het bestemmingsplan en het exploitatieplan nog niet in werking zijn getreden, doet daar niet aan af.

ABRS 20-07/16 inzake Schijndel

Steenhuijs (De Bont) taxeert de inbrengwaarde op basis van de vergelijkingsmethode op € 30,00 per m2. De grondeigenaar staat een residueel waardering voor.

ABRS: Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 12 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2862 (onder 17.5), dwingen de artikelen 40b tot en met 40f van de onteigeningswet niet tot het hanteren van de ene dan wel de andere taxatiemethode. Welke methode in een concreet geval wordt gebruikt, staat ter beoordeling van de onafhankelijke taxateur. In dit geval heeft Steenhuijs inzichtelijk gemaakt waarom volgens haar in dit geval de vergelijkingsmethode kon worden gebruikt. Jabo B.V. heeft deze onderbouwing onvoldoende gemotiveerd bestreden. Verder heeft Jabo B.V. de stelling van de raad dat bij de taxatie ook de waardepeildatum van de transacties waarmee is vergeleken is betrokken, onvoldoende gemotiveerd bestreden. Voorts heeft Steenhuijs in het taxatierapport vermeld dat rekening is gehouden bij het vergelijken met de verschillen in planologische status van de te ontwikkelen gebieden. In het aangevoerde wordt voorts geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de gebruikte transacties niet vergelijkbaar zijn en om die reden Steenhuijs niet heeft kunnen uitgaan van de door hem gevolgde waarderingsmethode.

ABRS 31-05-2017 inzake Schijndel / Jabo Onroerend Goed (ECLI:NL:RVS:2017:1448).

Noot: de Afdeling hanteert een gelijke overweging als de Hoge Raad pleegt te doen bij onteigeningen voor wat betreft de taxatie methode. HR 15-02/08 inzake HIT/gemeente Schiedam (ECLI:NL:HR:2008:BB4775): aan de “feitelijke” rechter en aan deskundigen komt een aanzienlijke beoordelingsruimte toe als het erom gaat het meest geëigende “stelsel van waardering” te bepalen.