Inbrengwaarde “Harnaschpolder Zuid 2014”: de taxatie procedure

1.

Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 9 februari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP3700, dient aan de raming van de inbrengwaarde van percelen in beginsel een door een onafhankelijke deskundige uitgevoerde taxatie ten grondslag te liggen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 9 februari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP3700). Zoals de raad in zijn verweerschrift heeft bevestigd, heeft hij de gronden van het Bedrijvenschap Harnaschpolder niet laten taxeren. De Afdeling ziet geen aanleiding in dit geval van het uitgangspunt van taxatie af te wijken. Daarom is het besluit tot vaststelling van het exploitatieplan, voor zover het de inbrengwaarde van de gronden van het Bedrijvenschap Harnaschpolder betreft, naar het oordeel van de Afdeling genomen in strijd met de bij de voorbereiding van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. De betogen slagen.

2.

onafhankelijkheid taxateur

Door [appellant sub 2] en anderen en [appellanten sub 3] is niet bestreden dat de taxateurs in dienst bij Van Lanschot Nannenga Naus Rentmeesters B.V. kunnen worden aangemerkt als onafhankelijke en deskundige taxateurs. [appellanten sub 4] hebben daarentegen wel kanttekeningen geplaatst bij de onafhankelijkheid van de taxateurs. Ter zitting hebben zij daartoe aangevoerd dat ten onrechte niet de raad maar het Bedrijvenschap Harnaschpolder, dat een deel van de gronden in eigendom heeft, de taxatieopdracht heeft verstrekt. Ter zitting hebben de raad en J.M. Naus RT weersproken dat de taxateurs om deze reden niet onafhankelijk zouden zijn. Naar het oordeel van de Afdeling geeft de enkele omstandigheid dat het Bedrijvenschap Harnschapolder de taxatieopdracht heeft verstrekt, onvoldoende aanleiding te twijfelen aan de onafhankelijkheid van de taxateurs in dienst bij Van Lanschot Nannenga Naus Rentmeesters B.V. die de taxatie hebben uitgevoerd. Naar het oordeel van de Afdeling mocht de raad derhalve in beginsel van het door hen opgestelde taxatierapport uitgaan.

Dit is anders voor zover [appellant sub 2] en anderen, [appellanten sub 3] en [appellanten sub 4] aannemelijk maken dat het taxatierapport naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het niet aan de raming van de inbrengwaarden ten grondslag had mogen worden gelegd (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 31 oktober 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY1740). Of zij dit aannemelijk hebben gemaakt, komt hierna aan de orde bij de afzonderlijke bespreking van de beroepsgronden over de raming van de inbrengwaarden van verschillende gronden.

ABRS 26-04/17 inzake Midden-Delfland (ECLI:NL:RVS:2017:1155).