Vast staat dat FGH Bank geen grondexploitatieovereenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 8.2, vierde lid, en dat zij ook geen gronden in het gebied in eigendom heeft.
De Afdeling is van oordeel dat FGH Bank als hypotheekhouder niettemin een belang heeft dat rechtstreeks bij het besluit tot wijziging van het exploitatieplan is betrokken. Daartoe acht de Afdeling van belang dat FGH Bank als hypotheekhouder wordt geraakt in een zakelijk recht en er een reële mogelijkheid bestaat dat zij door het voorliggende besluit in haar aan dat recht ontleende belangen geschaad zal kunnen worden. In die zin beschikt FGH Bank over een eigen belang waarmee zij zich in voldoende mate onderscheidt van anderen
ABRS 05-10/16 inzake exploitatieplan Linne Zuidoost (ECLI:NL:RVS:2016:2643).
Noot: een verschil met de administratieve fase van de onteigeningsprocedure waarbij hypotheekhouder geen derdebelanghebbende is (HR 27-12/15 inzake Leusden; ECLI:NL:HR:2015:3422).